Afscheid Prof Dr Ebinger

VRIJZINNIGE GENEESKUNDE ?


La pensée ne doit jamais se soumettre, ni à un dogme, ni à unparti, ni à une passion, ni à un intérêt, ni à une idée préconçue,ni à quoi que ce soit, si ce n'est aux faits eux-mêmes, parce que,pour elle, se soumettre, ce serait cesser d'être.

Jules Henri Poincaré (1854 – 1912)

Prof.Guy Ebinger    

Proclamatie 4 Juli 2008

 
Faculteit G&F

Vrije Universiteit Brussel

 

Opgedragen aan Sophie Scholl (1921-1943)

 

Geachte aanwezigen, in al uw functies en hoedanigheden,

Wanneer we telkenmale bij de proclamatie naar de groep pas afgestudeerden kijken, voelt deze faculteit zich gelukkig en trots. Ik moet daarbij onwillekeurig denken aan de gezellen van de gilden die na hun eerste proef op weg gingen voor hun “Tour de France” om bij andere meesters zich verder te bekwamen in hun vak. Bij hen ging het om een lange gevaarlijke weg te voet of te paard. Ook U gaat nu uitzwermen om op andere plaatsen uw vak verder aan te leren. Hierbij bekruipt ons telkens een gevoel van onbehagen en onzekerheid. Hebben we wel alles gedaan opdat uw reis nuttig zou wezen? Brood en wijn zit in de knapzak. Instrumenten zoals hamer en beitel heeft U niet: in de plaats neemt U laptop en iPod mee. Over de kwaliteit van uw opleiding maken we ons geen zorgen. Er is wat anders: de vraag of we wel voldoende er de nadruk erop gelegd hebben dat we hopen dat U als vrije, zelfstandige mensen door het leven zal gaan. Worden jullie mensen met een eigen opinie die geen schroom hebben voor hun mening uit te komen?

Vrijzinnigheid, wat moet ik me daarbij voorstellen? Na 40 jaar carrière aan de VUB die toch voor vrijzinnigheid staat, is dat nog niet helemaal duidelijk. Vrijzinnigheid is geen kerk, geen organisatie, geen structuur. Niemand mag spreken in naam van de vrijzinnigheid. Vrijzinnigheid behoort tot de persoonlijke levenssfeer. Het is een individuele houding die er in bestaat dat men de inspanning levert over alle informatie kritisch na te denken en gefundeerd een eigen opinie te vormen. Vrij denken betekent ook dat men zijn mening vrij durft verkondigen. Het impliceert ook een sociale interactie met positieve attitude naar de anderen. Vrije meningsuiting impliceert dat men bereid is naar de andere te luisteren en ook zijn vrijheid te verdedigen:”ik ben het oneens met jou, maar zal alles doen om te verdedigen dat jij altijd en overal je eigen mening vrij mag verkondigen.”


Met de verlichting in de 18e eeuw, werden de mensen meer en meer bewust dat zelfstandig denken het enige alternatief was voor het obscurantisme. Al in deze tijd was de notie vrijzinnigheid verweven met bredere filosofische opvatting van gelijkheid en broederlijkheid. Vrijzinnigheid werd ook een humanisme met transcendentale waarden.

In de geneeskunde vertaalt zich dit door een positieve instelling tegen over de medemens met respect voor zijn vrijheid, gelijkheid en een ware empathie. Met de patiënt hebben, we geen “upstairs-downstairs” relatie. We streven naar een “adult-adult” relatie tussen gelijke partners. Wij geven neutraal en objectief de inlichtingen die de patiënt in staat stellen zo veel mogelijk zelf zijn beslissingen te nemen, wars van elke inmenging of paternalisme.

Er moet plaats zijn in een therapeutische relatie voor empathie, medeleven en een warme genegenheid. Indien een manager de tijd meet die je neemt om de familie van een overleden patiënt te troosten, stuur hem dan naar de montageband of koekjes fabriek. Efficiënt tijdsgebruik is niet de waarde-maatstaf in de geneeskunde.

Vrij denken is niet altijd eenvoudig, is dikwijls vermoeiend en eist een stevige rug en schouders. Jules Henri Poincaré (1854 – 1912) maakte voor de wijze mens een inventaris van de struikelstenen die op de reis van de vrije denker liggen en ons het leven moeilijk maken.


Hij was een mathematicus, fysicus en wetenschapsfilosoof. Hij was een pionier in de relativiteitsleer, lang voor Albert Einstein. Poincaré was ook één der eerste fysici die nadacht over het voorkomen van chaos in een deterministisch systeem, lang voor Ilya Prigogine.


Het denken mag zich niet onderwerpen aan het dogma.

De eerste helft van de negentiende eeuw was gekenmerkt door een politieke-clericale dwangbuis die niet alleen het intellectuele leven domineerde, maar ook dogmatisch het persoonlijke leven bepaalde. De kerk en de politiek bepaalden dat het monopolie van het onderwijs bij de religieuze inrichtende macht lag. De autoriteit van Mechelen bepaalden voor wie en over wat wetenschappelijk onderzoek toegelaten was. Ze bepaalden wat de mensen moesten denken over emancipatie, kolonisatie, sociale rechten. In 1870 werd zelfs het dogma van onfeilbaarheid uitgevaardigd.

Als reactie hiertegen kenden we een heftige schoolstrijd, waarvan de geschiedenis nog moet geschreven worden. In 1839 werd de Université Libre de Bruxelles- Vrij Universiteit te Brussel opgericht. De dogmatische carcan deinde uit tot ver in de 20e eeuw. Zo poneerde kardinaal Mercier nog rond 1920 dat het Vlaams ongeschikt was als taal voor wetenschap en hoger onderwijs en dat het zondig was te ijveren voor tweetalige universiteiten. Gelukkig is het impact van dogmatische standpunten in de actuele maatschappij sterk afgezwakt en evolueren alle milieus meer naar rationele opvattingen. Na 170 jaar zijn de meer moderne opvattingen door osmose doorgedrongen in alle milieus en zijn de tegenstellingen minder scherp. De godsdienstoorlogen hebben ook maar 100 jaar geduurd….

Het feit dat ook religieuze instellingen op gebied van wetenschappelijk onderzoek en ethische grenzen bij procreatie zich niet meer laten leiden door autoritaire dogma’s betekent echter niet dat onze specificiteit als vrijzinnigen obsoleet zou zijn. Inderdaad merken we steeds weer hoe reactionaire krachten graag de klok terug zouden zetten. In de USA kan men ontslagen worden als leraar zo men beweert dat het skelet van dinosaurussen ouder is dan 5000 jaar. Steeds weer gaan er stemmen op zwangerschaps onderbreking terug strafbaar te maken. In deze dynamiek is een vrijzinnige geneeskunde een onmisbare factor om de verworvenheden veilig te stellen.


Het denken mag zich niet onderwerpen aan een vooroordeel, “une ideepréconçue”.


In de 19e eeuw betrof dit vooral het wetenschappelijke denken waar starre opvattingen quasi dogmatisch verkondigd werden met weinig plaats voor kritische experimenteel verzamelen van feiten.

De grote vernieuwer op dit vlak was Claude Bernard (1813 –1878) die de basisconcepten van zijn experimenteel werk in de fysiologie destilleerde in een monumentaal werk: Introduction à la médecine expérimentale. Hij legde de basis van de moderne experimentele biologie. Hij leerde de wetenschappers systematisch de oude denkbeelden in vraag te stellen en te toetsen aan streng gecodeerde experimenten.

Een ander voorbeeld van vrij denken ten opzichte van autoritaire argumenten is te vinden bij Clémence Royer (1830-1902). Deze feministe, autodidact, maakte het werk van Charles Darwin in Frankrijk en België bekend door zijn werken te vertalen. Ze bleef ten opzichte van de meester vrij haar eigen opinie vormen wat resulteerde in talrijke voetnota’s en inleidingen waarbij ze getuigde van scherp en kritisch inzicht. Haar biografie door Joy Dorothy Harvey draagt als titel: “Almost a Man of Genius”. Zij was dikwijls het mikpunt van phalocratische kritiek zoals blijkt uit een karikatuur op de cover van “Les Hommes d’Aujourd’hui”.

Het denken mag zich niet onderwerpen aan een partij, te begrijpen als “aan de politiek” of “aan de ideologieën”.


De ideologieën zijn net het tegenovergestelde van het vrije denken. Ze sporen de mens niet aan vrij zijn eigen opvatting op te bouwen. In tegendeel, ze vervangen vrij denken door eindeloos herhalen van slogans. Hun wereldbeeld is eenvoudig en de oplossingen zijn eenvoudig. Dikwijls gaat het hierbij om aankweken van vijandigheid tegen “de andere”. De “andere” wordt gereduceerd tot een archetype waar allerlei kwalijke kwaliteiten worden aan toegekend. Alles loopt mis en het is de schuld van… (vul maar in) de migranten of die en die etnische groepen etc.


Elias Canetti (1905 – 1994) legde de mechanismes bloot van het creëren van vijandigheid in “Masse und Macht”. Ideologieën bedreigen de enkeling met isolatie en stigmatiseren hem als “volkschädling”.

Het is onder totalitaire regimes dat de vrijzinnigen de meeste moed moeten opbrengen om op te durven staan en voor hun mening uit te komen. De twintigste eeuw kende in Europa een hele reeks totalitaire regimes waarbij men ter dood kon veroordeeld worden niet om wat men deed, maar om wat men dacht. Met een boutade kon men stellen:

Men maakt geen vijanden door wat men denkt, doch doordàt men denkt”.

Spanje, Portugal en later Griekenland leefden jaren onder fascistoïde regimes. In het Oostblok kenden we de processen van Praag in 1952 en Moskou 1953 waarbij niet alleen tientallen intellectuelen (meestal joodse artsen) vermoord werden maar ook christelijke dissidenten vervolgd werden. Hongarije, Oost-Duitsland, Bulgarije werden politiestaten waar een collega verraden de enige weg was om carrière te maken. Roemenië kende
ongelooflijke waanzinnige uitspattingen onder Ceaucescu.

In dergelijke totalitaire situaties getuigt het van grote moed om te durven opstaan en te pleiten voor decentie, respect voor de rechtstaat en humanisme. Helaas zijn vele intellectuelen, waaronder het medisch corps, hier erg tekort geschoten.

Persoonlijk zijn we erg bezig met het feit dat in nazi Duitsland honderden zwakzinnigen vermoord werden omdat fanatici ze zagen als economisch ondraagbaar en een gevaar voor de “ras zuiverheid”. In 1939 alleen werden in het Brandenburg-Görden centum 700 kinderen en adolescenten vermoord. De beslissing over welke ziekte mocht blijven leven en wie moest sterven werd niet genomen door nazi’s in zwart uniform met lederen gordel. Deze lijsten werden opgesteld door neurologen, meestal academici. Enkelen schreven extra brieven om de aandacht te trekken op deze of gene aandoening die vergeten was. Elke brief koste tientallen patiënten het leven.

Julius Hallervorden , een neuropatholoog, reageerde zeer enthousiast op het verkrijgen van honderden hersenen voor neuropathologisch onderzoek “ein wunderbares Material”. Hij dreef het cynisme zover dat hij zeldzame ziektebeelden liet doden op bestelling. Op 28 oktober 1940 was hij aanwezig bij het vermoorden van 60 kinderen in Brandenburg.

Het woord euthanasie is daarbij ongepast. Velen werden gewoon vergast in vrachtwagens of in door artsen gebouwde gaskamertjes, wat men toch geen zachte dood (“eu thanatos”) kan noemen.

Ook het lot van honderden kinderen en adolescenten met genetische doofheid was griezelig: vlijtig vulden de directeurs van scholen en instituten de lijsten in, wetende dat al deze jonge mensen obligaat gesteriliseerd moesten worden. Tientallen artsen voerden, soms op zeer jonge kinderen, deze sterilisaties uit “befehl is befehl”.

Wat ons hierbij bezig houdt is het feit dat universiteiten deze artsen geen morele vorming gaven zodat ze in deze omstandigheden geen enkele reflectie hadden over de afschuwelijke daden die ze zelf pleegden.

Van de artsen die het niet eens waren heeft niemand de moed gehad op te staan en zijn verontwaardiging te laten horen. In deze onnoemelijke gebeurtenissen kwam er slechts één protestbrief, van wegen een dominee. Na de wereldoorlog werd geen van hen vervolgd voor de begane misdaden.

Niet alleen de universiteiten en hogescholen maar gans het onderwijs systeem en ook de kerken schoten schromelijk tekort in de morele waarden die ze de mensen meegaven. Indien we onszelf vrijzinnig noemen, betekent dit wat we hier een andere boodschap meegeven en wel aansporen tot bewust zijn van morele waarden en de plicht deze uit te dragen, ook als hier veel moed voor nodig is.

In schril contrast met deze laffe immorele houding staat de moed van de vrije denkende mens die op staat en de mensen een geweten schopt. We denken aan de moedige houding van Sophie Scholl (1921-1943) die met haar broer Hans en hun vriend Cristoph Probst aansloot bij de verzetsbeweging “Die Weisse Rose”. In vlugschriften uitten ze hun verontwaardiging over de zinloze oorlog, de moordpartijen, de deportatie. Op 21 februari 1943 werden ze ter dood veroordeeld door een volkstribunaal, voorgezeten door R. Freisler, één van de meest hatetelijke nazi magistraten. Op 22 februari 1943 werden ze onthoofd in de Stadelheim gevangenis te Munchen. De laatste boodschap van zulke jonge studente is een les voor allen die de andere kant op keken:

"Hoe kunnen we verwachten dat de rechtvaardigheid overwint wanneer haast niemand zichzelf durft opgeven voor een rechtvaardige zaak. Zulk een mooie zonnige dag, en ik zal moeten gaan. Maar wat maakt mijn dood uit indien onze actie duizenden wakker maakt en aanspoort tot actie?

Heeft onze Alma Mater het in de donkere jaren van de twintigste eeuw beter gedaan? We kunnen stellen van wel. Als enige universiteit in bezet gebied heeft de VUB-ULB zichzelf gesloten eerder dan benoemingen van professoren door de bezetter goed te keuren. De geschiedenis van de verzetsgroep “Groep G” is eenieder wel bekend. Tientallen VUB-ULB-ers hebben hun verzetstrijd duur betaald met hun leven of met verschrikkelijke deportatie. Iets minder bekend is het feit dat enkele jonge afgestudeerden, van uw leeftijd dus, als enigen er in geslaagd zijn een konvooi van gedeporteerde joodse mensen te stoppen met primitieve middelen: één pistool, enkele elektrische draden, een batterij en een rode lamp. Dr.Youra Livchitz, (Sint Pieters ziekenhuis) en zijn vrienden Jean Franklemon and Robert Maistriau slaagden er in 231 gedeporteerde te laten ontsnappen op 19 april 1943. Drie en twintig joodse mensen stierven bij hun ontsnapping. Alle ontsnapte gevangenen die voor de grens van de trein sprongen werden geholpen door Belgische burgers; geen enkele werd verraden: 'L'honneur des Belges…’.

In één van de burgerhuizen op de Louisa laan (nummer 347) was het eerste hoofdkwartier van de Gestapo gevestigd. In de kelders leest men moeilijk allerlei boodschappen die gevangenen met een scherf of een nagel in de muur krasten. Sommige bevatten een vrijzinnige levensles als een soort filosofisch testament:

Plutôt mourir debout


Que vivre à genoux

en:

Garde la tête haute


Préserve ta conscience

Primo Levi (1919 – 1987) vertelt ergens in «Il sistema periodico» (Het Periodiek Systeem) over zijn ervaringen op de universiteit wanneer hem in 1941 de toegang ontzegd werd om racistische redenen. Het ergste voor hem was vast te stellen dat al de “vrienden” en collega’s waarmee hij jaren opschoot plots te laf bleken om te protesteren. Hij werd een “non-person” wanneer bekenden een ommetje maakten om hem niet te moeten ontmoeten of plots helemaal geen tijd meer hadden voor zijn probleem. Ik hoop dat we jullie, pas afgestudeerden, andere waarden hebben meegegeven. Wanneer je in uw carrière de overtuiging hebt dat men een vriend of collega onrecht aandoet, kies dan niet voor de oorverdovende stilte van het zwijgen. Doe dit op een rustige, zelfzekere manier, zonder angst of schroom maar met een gevoel van innerlijke kracht. Een mens moet maar van één ding angst hebben, namelijk van het feit dat op een ogenblik in het leven hem de moed zou ontbreken om zelf zijn opinie te maken en hier ronduit voor uit te komen: Vrees niets anders dan de vrees.

De houding van de vrije denker ten opzichte van autoriteits argumenten, ten opzichte van opgedrongen “vaststaande feiten”, is deze van de systematische twijfel. De ironische levenshouding en de humor helpen ons afstand te nemen en zelfstandig tot een oordeel te komen.

Vrij denken is ook een essentieel onderdeel van de democratie. Wanneer U in een echt democratisch systeem schroom hebt om voor uw eigen opinie uit te komen is er wat mis:

Misschien weegt uw ingebeeld“ueber ich” te zwaar en moet U het laten nawegen door uw analist.

Misschien zijn de gezagsdragers niet echt democratisch en begrijpen niet dat vrij onderzoek en vrije meningsuiting essentieel zijn in een democratisch systeem. Kies er dan de volgende maal anderen. We hebben de democratie die we verdienen…

Wanneer de artsen onder U op 11 oktober e.k. in het Paleis der Academiën de eed van Hippocrates zullen afleggen, bedenk dan dat de moderne versie , de “Eed van Genève”, duidelijk geïnspireerd werd door de onethische houding van vele artsen tijdens de donkerste jaren van de twintigste eeuw :

  • Ik zal niet gedogen dat mijn houding tegenover mijn patiënt beïnvloed wordt door beschouwingen van godsdienst, nationaliteit, ras, partij of sociale stand.
  • Zelfs onder bedreiging, zal ik mijn medische kennis niet aanwenden in strijd met de wetten der menselijkheid.

Na de tweede wereldoorlog is de wereld in een stroomversnelling geraakt. Vele dogma’s zijn ook voor niet-vrijzinnigen al lang geen dogma meer. Maar dat belet niet dat we waakzaam moeten blijven en dat de vrijzinnige geneeskunde een eigenheid heeft, een bereidschap tot grensverleggend humanistisch denken. Vergeet echter niet dat het pas gisteren was dat de wet ons het zwijgen trachtte op te leggen over contraceptie. Pas gisteren zat Dr. Willy Peers vijf weken in voorarrest wegen zijn openlijk “bekentenis” dat hij zwangerschaps afbrekingen uitvoerde om vrouwen de lijdensweg van clandestiene abortus te besparen. En pas gisteren werd een film van Prof. Jean Snoeck van de ULB over pijnloze bevalling verboden op de RTB. De moraalridders van de jaren zestig beriepen zich nog op het sacrale karakter van pijn, zoals gevraagd in de Bijbel:

(la douleur est le) «sacrifice constitutif de la grandeur de la maternité dans l’accouchement selon les lois naturelles comme Dieu l’a voulu»

Gelukkig kunnen we zeggen dat de geneeskunde de laatste decennia enorme vooruitgang gemaakt heeft in het bewust maken van ethische aspecten van het beroep. De verklaring van Helsinski is een zeer degelijke leidraad voor de ethiek van het medisch handelen. De strikte criteria, opgelegd door de FDA maken dat internationaal elke klinische of klinisch farmacologische studie, getoetst wordt aan het absoluut respect voor het individu en zijn autonome besluitvorming. Persoonlijk vind ik deze evolutie de meest belangrijke vooruitgang, sinds ik zelf mijn diploma kreeg.


Mijnheer de Voorzitter, laat me toe deze toespraak af te ronden door buiten de vrijzinnigheid ook iets te zeggen over de schoonheid. Inderdaad heeft Jules Henri Poincaré ook hieraan al zijn aandacht besteed. Onze jong afgestudeerden hebben het ongelooflijke privilege in deze maatschappij zich bezig te houden met dingen die hun echt boeien. Ze zullen zeker de schoonheid ontdekken van de natuur, voorwaarde om er iets van te begrijpen. “Im gründe verstehen wir nur was wir lieben” (Goethe). Kennis vergaren is een plezier moment, “das aha-moment” van Karl Jaspers.

Ik kan het persoonlijk niet zo goed formuleren als Poincaré:

"Le savant n’étudie pas la nature parce que cela est utile; il l’étudie parce qu’il y prend plaisir et il y prend plaisir parce qu’elle est belle. Si la nature n’était pas belle, elle ne vaudrait pas la peine d’être connue, la vie ne vaudrait pas la peine d’être vécue."

Ik heb gezegd.


Guy Ebinger

 

Epiloog:

Na deze toepraak konden we niet aan de verleiding weerstaan om uit de oude doos een aantal foto’s te tonen die de genesis van onze nederlandstalige vrijzinnige faculteit illustreren.
We stonden stil bij de rol van de Professoren Willy Gepts, Piet Brouwer, René Kiekens als pioniers van de oprichting van deze campus. René Vanden Driessche was (lange tijd) onze eerste decaan. Prof Samuel Halter en Prof. Frans De Pauw steunden deze onderneming op administratief en politiek vlak. De faculteit ontstond uit een pijler van Vlamingen/ tweetaligen uit de ULB zoals Prof. Desaedeleer, Prof. Drochmans, Prof Cordier, Prof. Henri Loeb Prof. R. Bellens en vele anderen. Hierbij begroeten we in ons midden vandaag zeker Prof. Roland Potvliege, encyclopedisch radioloog en denken ontroerd aan zijn broer Prof. Paul Potvliege, eminent anatoom-patholoog die ons veel te vroeg ontvallen is. We begroeten hier eveneens Prof. Jean-Jacques Amy, ons oud diensthoofd gynecologie en verloskunde, voor wie ik even veel respect heb als Willem Elsschot had voor Jan Greshof. Hij begrijpt het wel. Met de Professoren René Kiekens, Willy Smets en Marcel Van der Ghinst en later Gerard Willems hadden we snel een top niveau in de heelkunde.

Prof. Piet Brouwer, een begenadigd lesgever en een beminnelijke man, kwam samen met Prof. Jan Voogd, neuro-anatoom, uit Nederland onze rangen vervoegen. Prof. René Bourgain en Prof. Piet Visser (uit Nederland) doceerden pathofysiologie en fysiologie.
Een andere pijler was de groep rond Prof; Frederik Noeninckx in het Stuyvenberg Ziekenhuis te Antwerpen die een grote dienst Interne Geneeskunde had opgericht van zeer hoog niveau met duidelijke met vrijzinnige inslag. Prof. Roland Six en Prof. Marc Jonckheere lagen aan de basis van de interne geneeskunde en de nucleaire geneeskunde VUB. Mijn leermeester, Prof. Armand Löwenthal, kwam uit Antwerpen de neurologie doceren en richtte het eerste Labo Neurochemie op aan de VUB.
Prof. F. Noeninck was één der eersten die in 1968 begreep dat het plan om op de Campus Oefenplein één Universitair Ziekenhuis ULB-VUB van 1500 bedden op te richten politiek niet meer haalbaar was, wat in 1969 resulteerde in ons “pamflet” voor twee ziekenhuizen: 600 bedden VUB en 900 bedden ULB.

We sloten af met de jonge pioniers uit de jaren 1970-1980 waarvan sommigen als seniores nog actief zijn.
We stonden daarbij even stil bij het herdenken van Guy Somers, Louis Tielemans, Ghislain Devis, Ivo Broeckaert, Leo Smekens, Michel Osteaux, David Massart en vele anderen die, bij leven, elk hun stempel op onze gemeenschap drukten en zonder wie deze campus niet zou zijn wat ze vandaag is.

Il n’est point besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer.


U kan de afscheidsrede van Prof. Dr. Ebinger in pdf-formaat pdfdownloaden.