In woonzorgcentra is praten over zorgwensen bewoners nu belangrijker dan ooit

  • Afdrukken

VUB-onderzoekster wint McKinsey prijs met implementatietraject vroegtijdige zorgplanning

Met haar doctoraat over vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra, is Joni Gilissen (VUB/KUL) de Vlaamse winnaar van de wetenschappelijke prijs van McKinsey & Company 2020. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). Het bekroont een origineel doctoraatsonderzoek met sociale relevantie of concrete implementatie. De winnende onderzoekster ontwikkelde een implementatietraject om tijdig een persoonlijk plan te maken voor de individuele, toekomstige verzorging van de bewoners.

Er was heel wat ophef tijdens de eerste corona golf, over het al dan niet opnemen van bewoners in het ziekenhuis. “Maar waar we vooral de nadruk op moeten leggen”, zegt dr. Gilissen, “is in welke mate de bewoner dat zelf nog wenst”. Haar doctoraat focust op vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra. “Vroegtijdige zorgplanning gaat over jezelf, je familie en zorgpersoneel voorbereiden door voorafgaand goed te praten over wie je bent en wat je voorkeuren zijn over zorg; het al dan niet nog opnemen in het ziekenhuis, of je nog aan een beademingsapparaat wilt, enzovoort. Het maakt plannen van de zorg gemakkelijker, zeker in het geval van een crisissituatie, zoals we die de afgelopen maanden kenden”.

Samen met verschillende stakeholders (beleidsmakers, zorgpersoneel, directie van woonzorgcentra) ontwikkelde Gilissen een implementatietraject voor woonzorgcentra, waarbij personeel getraind en ondersteund werd bij het uitvoeren van vroegtijdige zorgplanning. In veertien grote WZC werd het programma in een gerandomiseerde studie getest. Haar doctoraatsproject vond steun bij Zorgnet-Icuro, DeMens.nu, Federatie Palliatieve Zorg en het Expertisecentrum voor Dementie.

Het kan niet gemakkelijk zijn voor personeel om zo’n gesprekken aan te knopen. Zeker te midden van een corona crisis waar maatregelen gericht op preventie in eerste instantie veel belangrijker lijken. Toch wijst Gilissen op de grote wetenschappelijke evidentie die aanmoedigt om het wel te doen. “Het vereist heel wat skills en kennis om een gesprek met familie en bewoners te hebben over hun toekomstige zorg, inclusief levenseindezorg. Maar het vereist bovenal tijd en de juiste ondersteuning.”

Laat de tweede COVID-19 golf, daarom ook een tweede kans zijn, stelt Gilissen. “Als je weet dat de gemiddelde verblijfsduur in een woonzorgcentrum, reeds voor de crisis, rond de 1,5 à 2 jaar ligt, en een groot deel van de bewoners dementie heeft, dan zou het bespreken van zorgwensen van bewoners, een dagdagelijkse realiteit moeten zijn. Maar dat vereist op zijn minst toch wat ondersteuning vanuit het beleid”.